Je mag zeggen wat je denkt, als je maar hetzelfde denkt als iedereen

Je mag zeggen wat je denkt

Je mag zeggen wat je denkt, als je maar hetzelfde denkt als iedereen

Je mag zeggen wat je denkt – De meeste columns gaan nergens over. Ze zijn flinterdun. Hebben de diepte van een rubberboot. Weer een mening van weer een stukjesschrijver over weer een onderwerp. Tijdverdrijf, ja tijdverspilling is het, het lezen van de meeste columns. Nee, dan de columns van Andreas Kinneging. Die zijn van een geheel andere orde, van een volkomen ander kaliber. Het zijn glasheldere, sprankelende minicolleges, waar je een heleboel van leert. Columns die voor de verandering ergens over gaan. Die grote thema’s als onderwerp hebben. Zonder flauwe grappen, kinnesinne en vliegen afvangen. Zonder boosheid, azijnpisserij en persoonlijke aanvallen. Columns over ideeën, goede en slechte. Geschreven sine ira et studio. Over de actualiteit en het blijvende, over het verhevene en het verschrikkelijke, over recht en onrecht. En dat allemaal in prachtig Nederlands van onovertroffen klaarheid.

Andreas Kinneging (1962) is hoogleraar rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden. Met zijn boek Geografie van goed en kwaad won hij de Socrates Wisselbeker voor het beste filosofieboek van 2006. In 2020 verscheen zijn magnum opus De onzichtbare Maat. Archeologie van goed en kwaad.

Over De onzichtbare Maat:

‘Een indringend pleidooi voor de grote Europese Traditie, gesymboliseerd door Athene en Jeruzalem.’
NRC Handelsblad

‘In de strijd tegen de geest der eeuw wordt zoveel waardevols geboden, dat lezing van het boek de moeite meer dan waard is. Van mij had het nog wel wat dikker gemogen.’
Reformatorisch Dagblad

Je mag zeggen wat je denkt – Ooit was het goed geregeld, vindt de Leidse rechtsfilosoof Andreas Kinneging

Rechtsfilosofie Ooit was het goed geregeld, vindt de Leidse rechtsfilosoof Andreas Kinneging, maar het bezield verband is vernietigd door de moderniteit. In zijn gebundelde columns is de schoolmeester nooit ver weg.

Andreas Kinneging is rechtsfilosoof en een van de prominente voordenkers van het nu zo in de negatieve belangstelling staande Leidse conservatisme. Van een recente bundeling van zijn columns, waarvan het gros eerder is gepubliceerd in het blaadje van de Leidse rechtenfaculteit, vallen twee dingen te leren.

Ten eerste: gravitas. Als Kinneging iets is, dan is het serieus. Zijn toon is nergens ‘grappig’ zoals de uitlatingen over Joden van Thierry Baudet of diens vaandelvluchtende assistent Annabel Nanninga geduid schijnen te moeten worden.

Hij schrijft bijvoorbeeld uitgebreid over de Duits-Joodse filosoof Leo Strauss, die vluchtte voor de nazi’s en na 1946 zei dat het natuurrecht te verkiezen was boven het moderne rechtspositivisme. Dat laatste had juristen in staat gesteld nazi-praktijken te legitimeren. Ze stelden: onze taak is de wet uitleggen, welke wet dat ook is. Maar Strauss betoogt dat in het natuurrecht principes door geen wet opzij geschoven kunnen worden, en dat het dus meer bescherming biedt tegen aberraties.

Kinneging komt op dat thema herhaaldelijk terug. Net als op de vrijheid, die voor hem veel belangrijker is dan gelijkheid. Sterker, gelijkheid beschouwt hij als funest, voor de totstandkoming van echte kennis die vrijer maakt, voor de totstandkoming van moraal. Mannen zijn nu eenmaal anders dan vrouwen en Nederland is echt heel anders dan Europa.

Kinneging werkt zijn ideeën helder uit aan de hand van Plato, Aristoteles, Montesquieu, De Tocqueville en (ook onder links populaire types) als John Stuart Mill of Karl Polanyi. De lezer kan zijn lege kopje door de oceaan van kennis van de schrijver halen.

Bolkestein

Neem onze altijd nog populaire Hugo de Groot (die van de boekenkist uit Loevestein). Dat was niet de heimelijke atheïst en wegbereider van de Verlichting waar hij voor gehouden wordt, laat Kinneging uitgebreid zien. Hij baseerde zich voor zijn wereldberoemde beschouwing over het internationaal recht op de Bijbel en Plato en was daarmee dus ook een fervent aanhanger van het al genoemde natuurrecht. Hij hoorde bij de Oudheid, zeker niet bij de vooruitgang. Kinneging zegt: De Groot was geen grote denker, eerder een soort Bolkestein.

De inzet van de bundel: reconstrueren hoe de samenleving bedoeld is. Ooit was het goed geregeld. ‘Centraal stond de wederzijdse loyaliteit, het voor en met elkaar bestaan.’ Maar dat bezield verband is vernietigd door de moderniteit.

Door de vermaledijde 18de-eeuwse Verlichting volgen we de wetenschap in de redenering dat alle waarden relatief zijn. Exit gevoel voor goed en kwaad. En door de 19de-eeuwse Romantiek denkt iedereen dat-ie uniek is, zonder ooit wat bijzonders gedaan te hebben. Gevolg is dat we nu veel rechten eisen en weinig over onze plichten weten. En dat we geen idee meer hebben van wat matigheid of nederigheid is, laat staan dat we nog benul hebben waar zulke deugden voor dienen.

‘We are in deep shit’, volgens Kinneging. Als we niet oppassen drukken de staat en de wet de moraal dood, onder het mom dat er nog meer gelijkheid voor nog meer mensen moet komen.

Maar een stevige moraal heeft allereerst een stevige sociologische onderbouwing nodig. Daar komt het niet echt van. Zo gedetailleerd als Kinneging over de klassieken schrijft, zo losjes poneert hij ‘de teloorgang van het gezag’ of het belang van het ‘traditionele gezin’. De universiteit is te vol, ouders besteden geen tijd meer aan opvoeding en de rechterlijke macht heeft een veel te grote mond, ja toch? Tegenstanders, mislukte wetten of foute politici krijgen amper een naam. Werkende mensen zijn in de voorbeelden van Kinneging vaak timmerlieden of loodgieter, nog net geen hoefsmeden – geen web-programmeur, OK-verpleegkundige of inpakker bij de verzendloods van bol.com.

De ondeugende Nederlander

Uit de geschutskoepel van de studeerkamer dwarrelen dus wonderlijke losse flodders. ‘Weinig is treuriger dan oude mensen die scheiden’. ‘Als mannen alleen met vrouwen zijn, gaan hun hormonen opspelen waardoor hun wil de begeertes volgt in plaats van het verstand’. Hans Wiegel, met hier en daar een boek.

Kinneging haalt zelf Aristoteles aan: filosofie begint met verwondering. Er zijn raadsels genoeg te verzinnen voor een conservatief. Hoe is het verlangen naar een absolute moraal te verenigen met het feit dat die ondeugende, relativerende Nederlanders nu zo’n beetje het gelukkigste volkje ter wereld zijn? Is het niet raar dat conservatieven vanzelfsprekend stellen dat Nederland heel links is, terwijl de parlementaire meerderheid al sinds mensenheugenis rechts is?

Maar Kinneging ageert niet tegen zijn eigen achterban. Je mag zeggen wat je denkt, als je maar hetzelfde zegt als iedereen, heet de bundel. Orthodoxe moslims in Nederland zeggen dat ook vaak. Ze willen een verbod op het beledigen van de profeet en dat lokt giftige reacties uit. De parallel komt niet aan bod. Kinneging eist meer spreekrecht voor zijn eigen mensen, niet voor alle mensen. Prima, het zijn columns. Maar als het belang van klassieke deugden als ‘matigheid, nederigheid en verstandigheid’ voorop staat, suggereert het vermijden van zelfkritiek dat geen intellectueel aan het werk is maar een schoolmeester.

Dat is de tweede les die je kunt trekken uit de bundel. Hoe beschaafd je ook bent, als je niet af en toe in de spiegel kijkt glipt er zo een badinerende opmerking tussendoor, zoals over ‘de figuur van Zwarte Piet (die) volgens sommigen discriminerend is’. Want de ‘sommigen’ die dat vinden, die zijn natuurlijk dom. Ze denken te weinig en ze vinden (daarom?) gelijkheid te belangrijk. Het maakt de Leidse sfeer, waar gebbetjes uit eigen kring over raszuiverheid blijkbaar met de mantel der liefde worden bedekt, net wat inzichtelijker.

04-12-2020 Menno Hurenkamp

AANRADER!

error: Content is protected !!
Spring naar toolbar