Oordeel meningen en oordelen
Hoe komt het toch dat zelfs vrij intelligente en ervaren lieden klakkeloos oordelen overnemen uit het huidige gangbare paradigma (stelsel van theorieën waarbinnen de ‘werkelijkheid’ wordt omschreven; oftewel een samenhangend geheel van narratieven – verhalen – dat betekenis en richting geeft aan het denken). Ik verbaas me hierover. Onze rijke filosofische traditie heeft wel iets te vertellen over de manier waarop oordelen worden gevormd. Neem nou Immanuel Kant (1724 – 1804). De man schreef er een prachtig boek over: Kritiek van het Oordeelsvermogen. In dit boek onderscheidt hij twee soorten oordelen: het analytische en het synthetische oordeel.
Het analytische oordeel
Deze omschrijving baseerde Kant op het rationalisme (17e – 18e eeuw) dat zegt dat alle oordelen voortkomen uit onze ratio, ons abstracte denkvermogen. Ze zijn, zo leert Kant ons, a priori. Met andere woorden de gedachte is van te voren in de ratio van de menselijke geest uitgedacht en niet getoetst aan ervaring. Wiskundige modellen zijn de duidelijkste voorbeelden van analytische oordelen. Duitse en Franse filosofische scholen (de continentale filosofie onder de bezielende leiding van mannen als Descartes en Leibniz) waren aanhangers van dit rationalisme.
Het synthetisch oordeel
Oordelen zowel samengesteld uit ratio als ervaring. Oordelen louter gebaseerd op ervaringen zijn uit de aard der zaak altijd a posteriori (achteraf, na toetsing). Deze ervaringsleer oftewel het empirisme (16e, 17e en 18e eeuw) werd voornamelijk aangehangen in Engeland (Francis Bacon, Locke, Hume). Continentale en Engelse filosofie stonden in dit opzicht dus haaks op elkaar.
Kant probeerde rationalisme en empirisme te verenigen met zijn theorie aangaande synthetische oordelen. Hij stelde dat het mogelijk was zowel vooraf (a priori) als achteraf (a posteriori) samengestelde oordelen te vormen. Synthetische oordelen (oordelen met een ervaringscomponent) zijn dus ook a priori mogelijk. Iets wat tot dan voor onmogelijk werd gehouden.
Dit opent de weg naar het besef dat niet slechts de ervaring of de abstracte ideeënwereld alle kennis construeert, maar dat de menselijke geest in staat is (op welke wijze dan ook) de totaliteit van zijn buitenwereld te structureren.
Fenomenologie
Een uitvloeisel van dit inzicht is de Fenomenologie. Deze filosofische stroming (voornaamste aanhangers: Husserl, Heidegger), ontstaat in de periode rond de eeuwwende van de 19e naar de 20ste eeuw. Zij ging een stap verder. De menselijke geest is in staat zijn buitenwereld te construeren, maar doet dat aan de hand van diezelfde buitenwereld. Niet door empirische ervaring – een beweging van denker naar de buitenwereld – maar door zich te laten leiden door het geobserveerde – een beweging andersom. Latere denkers (zoals Sartre en Levinas – 20ste eeuw) werken deze theorie uit in hun Existentialisme en stellen dat de buitenwereld, de ander, grotendeels het oordeel (vooral over het ik zelf) bepaalt. Foucault (20ste eeuw) gaat nog verder en stelt dat de blik van de ander niet alleen bepaalt, maar vooral ook disciplineert middels straf.
Oordelen binnen het huidige paradigma
Ik kom nu terug op mijn vraag hierboven. Hoe komt het dat mensen klakkeloos oordelen overnemen uit het vigerend paradigma? Ik zou een aantal varianten op oordeelsvorming willen voorstellen, deels gebaseerd op het hierboven geschetste, deels op de theorieën van de laat 19e eeuwse filosoof Nietzsche.
Gemaksoordeel
De laatste onderscheidde een aantal menstypen. In zijn eerste reeks Oneigentijdse Beschouwingen stort hij zijn niet mis te verstane vitriool vooral uit over de gemaksmens: de intellectuele middenstand, de filisters. Zij bedienen zich voornamelijk van wat ik het geleende oordeel zou willen noemen. Het makkelijk in het gehoor liggende, modieuze oordeel. Geleende oordelen zien we in dit tijdsgewricht terug in twee vormen. Enerzijds Nietzsche’s klassieke omschrijving van het hapklare intellectualisme van de gemaksmens; zie onze mainstream media en het hedendaags politiek correcte discours. Uit deze kant-en-klaar mening-moes lijkt zich nu een andere vorm af te splitsen. Uiterlijk hetzelfde kant-en-klare narratief, echter niet voortkomend uit intellectuele luiheid, maar uit angst.
Twee soorten beangst oordeel
Het beangste oordeel. Op het eerste gezicht lijkt dit een nazaat van de oordeel-theorie van Foucault. Oordelen omzichtig geplooid rond afkeuring/straf van de ander. Zijn theorie valt bij mij onder het hoofdstuk bescherm-argumentatie. Hij creëerde met zijn theorie een intellectuelerige pseudo distantie omdat hij zelf behept was met een rancuneuze angst waarmee hij preludeerde op de door hem verwachte reactie van afwijzing (de man was homofiel). Dit maakt zijn existentiële theorieën aangaande oordelen één grote doorgeslagen oefening daarin. Nietzsche zou zich omdraaien in zijn graf; dat deed hij trouwens al lang daarvoor in zijn Voorbij Goed en Kwaad waarin hij tekeergaat tegen dit type oordeel dat hij verachtte en verwierp. De oude filosoof schreef dergelijke oordelen voornamelijk toe aan Untermenschen met een slavenmentaliteit. Pikant detail is hier dat Foucault beweerde zich op Nietzsche te baseren. Maar goed, dat ging dan voornamelijk over Der Wille zur Macht. Ach ja, men spreekt graag over hetgeen men na-ijverig begeert, nietwaar? Helaas komt dit type angst oordeel tegenwoordig veel voor; het is de rechtstreekse misgeboorte van het geleende oordeel. Mensen die vanuit angst-agressie meehuilen met de wolven in het bos, met degenen die zij autoriteit toedichten dus, willen menigmaal deze autoriteit voor zichzelf. Een zorgelijke ontwikkeling waarvan Nietzsche de gevaren scherp inzag: ze zijn niet in staat zuiver met macht en autoriteit om te gaan.
Er is nog een vorm van beangst oordeel. Het is een oordeel waarin beduchtheid meespeelt maar dat niettemin wordt gegeven. Sommige denkers zijn bang voor het intellectuele en sociale isolement dat het zelfgevormde oordeel met zich meebrengt als dit oordeel wordt afgewezen/gecanceld. Ook is er soms bezorgdheid over de teloorgang van de cultuur. Een cultuur waarin men zich gebed en geborgd voelt. Deze borging en inbedding dreigen verloren te gaan door een overmaat aan geleende of beangste oordelen.
Het oordeel gebaseerd op creativiteit en mentale kracht
De derde variant is de leukste en geeft hoop. Helaas een zeldzaamheid in dit tijdsgewricht. Nietzsche houdt ons voor (in zijn latere werken, met name: Götzendämmerung, Ecce Homo) geen slaaf te zijn, maar vrij. Vrij om te dansen met ideeën, te jongleren met woorden en met je pen. Kortom hij stond een vrije en creatieve mens voor, die onafhankelijk kon denken. Dat is wat anders dan kritisch denken. Kritisch denken in de moderne zin is een reactie op een bestaand – en binnen dit tijdsgewricht vaak platgetreden – narratief. Nietzsche waarschuwt voor de kritieken en analyses die binnen dat narratief blijven. Ben je in staat dat te ontstijgen, dan, zo zegt hij in zijn geheel eigen bloemrijke taalgebruik, bereik je de sterren. Creativiteit en mentale kracht: het recept voor een soort synthetisch oordeel a la Nietzsche, zou je kunnen zeggen.
Conclusie
Het geleende oordeel en het beangste oordeel komen veel voor in dit tijdsgewricht. Het huidige paradigma laat weinig ruimte voor onafhankelijke denkers. Dat is zorgelijk. Het neigt naar de intellectuele inteelt van het gesloten denksysteem. Het goede nieuws is dat gesloten realiteitsconstructen over het algemeen op eigen kracht vermolmen en/of imploderen. Hopelijk geeft dat ruimte voor de vista’s van de onafhankelijke creatieve geest.
Vooralsnog maak ik mij zorgen over de mentale weerbaarheid van onze cultuur. Aeternitate Vigila.