Het jaar van wantrouwen
Een kort abstractje uit een lezenswaardig artikel!
Het jaar van wantrouwen – Rutte – het kabinet
Het vertrouwen in instituties heeft afgelopen jaar een flinke knauw opgelopen. Het kabinet krijgt een historisch laag rapportcijfer. Andersom stelt ook de overheid weinig vertrouwen in burgers. Waar komt dit wederzijdse wantrouwen vandaan? ‘Anonieme regels en procedures bepalen het beleid.’
Dat het vertrouwen afneemt is voor cultuursocioloog Stef Aupers evident. Aupers, die in Amsterdam woont en werkt aan de KU Leuven als hoogleraar mediacultuur, linkt de eruptie van wantrouwen aan langer lopende sociologische processen. Zoals mondialisering, een veranderde toegang tot kennis en een bureaucratische overheid die regelmatig steken laat vallen. Zijn onderzoek richt zich vooral op complotdenkers. “Die groep vertegenwoordigt het vleesgeworden wantrouwen, maar bestaat lang niet altijd uit ‘wappies’.”
Ook sociaal-geografisch onderzoeker en publicist Josse de Voogd spreekt graag genuanceerd over het afgehaakte deel van de bevolking. In de Atlas van Afgehaakt Nederland – Over buitenstaanders en gevestigden, die hij in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken samen met columnist René Cuperus uitbracht, spreekt hij van ‘tot afgehaakt gemaakten’, naar analogie van de slavernijterminologie.
Het rapport werd onlangs besproken in de Kamer en het kabinet. Het beschrijft de vertrouwenscrisis tussen burgers en politiek langs geografische lijnen. “En dat ligt genuanceerder dan de bekende kloof tussen stad en platteland,” zegt De Voogd. “In bepaalde gebieden zie je een opeenstapeling van achterstanden, zoals een slechte gezondheid, eenzaamheid en een laag inkomen. Aan de andere kant zijn er ook in sommige regio’s nuances. Een deel rond Groningen is bijvoorbeeld economisch booming, en in veel christelijke gemeenten is dankzij sociale cohesie het onbehagen minder groot. In delen van Brabant degradeert nu de middenklasse. En rond de coronakwestie zijn alle rangen en standen van de bevolking vertegenwoordigd; dat verzet is, zoals de grap wil, diverser dan een gemiddeld D66-congres.”
Vooral thema’s waar geen lobbyclubs achter zit blijven liggen, zegt De Voogd. “Binnen de bovenlaag vindt er een uitruil plaats tussen linkse lobby-issues als diversiteit en milieu en rechtse stokpaardjes als een conservatief economisch beleid. Dan krijg je dat voorzieningen worden afgeschaft, maar dat er wel wordt ingezet op diversiteitsquota op universiteiten. Iedereen heeft andere redenen om ontevreden te zijn, maar in grote lijnen is dit precies wat de meesten niet willen. De belangen van een grote groep mensen worden niet vertegenwoordigd, omdat er bijvoorbeeld nauwelijks een lobby is die gaat steigeren om sociaaleconomische misstanden.”
Volgens De Voogd kan de bovenlaag zich geen voorstelling maken van hoe een ander deel van de bevolking leeft. “Je merkt dat bijvoorbeeld aan zo’n uitspraak van Rob Jetten, die zegt dat niemand in de kou hoeft te zitten deze winter. Daarmee laat hij zien dat hij niet beseft dat een groot deel van de mensen al in de kou zit.”
Het taboe rond het migratievraagstuk speelt daarbij een rol. De Voogd merkte dat ook toen hij kritiek uitte op het besluit om woningen met voorrang aan statushouders te geven in Utrecht. “Als je kritisch bent op zulk beleid, is het al snel alsof je statushouders aanvalt, terwijl je ook gewoon boos kunt zijn op een overheid die geen grip heeft op de kwestie.
“Rechts maakt er al snel een antimigrantenpunt van. Voor een deel van de linkse GroenLinks/PvdA-hoek waar ik in zit, is vragen stellen bij alles wat het migratiebeleid raakt uit den boze. Eigenlijk is alles wat Wilders zegt onbespreekbaar. Migranten worden gezien als kwetsbare vluchtelingen, terwijl er bijvoorbeeld ook een grote groep kansrijke kennismigranten is die eveneens druk legt op de huizenmarkt. Degenen die bovenaan de piramide van Maslow zitten (een ordening van behoeftes, met onderaan lichamelijke behoeften en bovenaan zelfontplooiing – red.) hebben geen idee hoe schaarste aan de onderkant van de samenleving werkt; daar geldt dat wat de een krijgt de ander níet krijgt.”
In de asielcrisis krijgt De Voogd het gevoel dat de overheid geen idee heeft wat zij doet en continu verrast wordt door de instroom van mensen: “Je kunt politiek van mening verschillen over de oplossing; bijvoorbeeld minder instroom, meer huizen of een efficiëntere verdeling, maar ik heb nu het gevoel dat men maar wat doet. Tegelijkertijd is Nederland niet flexibel genoeg om mensen zelf met oplossingen te laten komen. Je zag dat met de tenten die ondernemers hadden neergezet voor de statushouders die in Ter Apel buiten sliepen. Die werden weggehaald, omdat het tegen de regels was.”
Nederland, het land waar het vertrouwen in de overheid doorgaans ongekend hoog is, heeft inmiddels het karakter van een laagvertrouwen-samenleving, toonde een studie van de Erasmus Universiteit Rotterdam al aan. Vlak voor het begin van dit jaar had nog maar dertig procent vertrouwen in de overheid. Maar vertrouwt de overheid de burger dan wel? In de politiek maakt het creëren van draagvlak vaker plaats voor dwang, bijvoorbeeld als het gaat om corona of woningnood. Het einde van de stroom van wantrouwensmaatregelen is niet in zicht: in een omstreden wetsvoorstel om witwassen tegen te gaan wil het kabinet alle financiële transacties van boven het luttele bedrag van honderd euro kunnen monitoren. In de controle maatschappij heerst het wantrouwen en moeten risico’s zoveel mogelijk worden uitgebannen.
Het systeem van toezicht op basis van wantrouwen komt niet zonder kosten. Gezondheidseconoom en schrijver Marcel Canoy noemt op de website socialevraagstukken.nl tien nadelige gevolgen van de wantrouwende overheid, waaronder overbodig personeel, een opstapeling van administratieve lasten, politiek gedoe zoals bij het toeslagenschandaal en een aantasting van zelfredzaamheid. Wantrouwen is volgens hem besmettelijk: “Als jouw baas je niet vertrouwt, vertrouw je hem of haar ook niet meer en word je argwanender jegens je omgeving.” De bredere implicatie van het wantrouwenmodel is volgens de hoogleraar een grotere afstand tussen burgers en politiek en overheid, en landen die afglijden naar een low-trust society.
Het wederzijdse wantrouwen wordt nog verergerd door een serie schandalen. De afhandeling van de toeslagenaffaire wekt weinig vertrouwen, maar ook het Groningse aardgasdrama laat sporen na, net als bijvoorbeeld sms-gate (waarbij premier Rutte een groot aantal sms’jes op zijn telefoon gewist bleek te hebben en zo de Archiefwet overtrad – red.) en de neiging om weinig openheid van zaken te geven. Zo betaalden sommige ministeries liever dwangsommen dan op tijd te voldoen aan informatieverzoeken op basis van de Wet open overheid (voorheen Wob). Ook in het stikstofdossier liet de overheid steken vallen; agrarische bedrijven stonden meerdere keren ten onterechte op een RIVM-lijst van grootste stikstofuitstoters.
Dat vervreemding zich nu luid en duidelijk vertaalt in verloren vertrouwen heeft volgens Aupers ook te maken met een ‘kennisprobleem’. “Wetenschapsfilosofen wisten al langer dat wat als waarheid wordt gezien onlosmakelijk verbonden is met macht, maar nu zijn meer mensen zich daarvan bewust. Er is daarbij geen poortwachter meer die vertelt wat wel en niet waar is. Journalisten moeten concurreren met burgers, hetzelfde geldt voor wetenschappers. De meest fundamentele zaken worden soms betwijfeld, zoals dat de aarde opwarmt. De grotere toegang tot kennis heeft niet geleid tot een open debat, maar tot een stammenstrijd tussen standpunten.”
Aupers: “De boosheid van complotdenkers komt vooral door de autoriteit waarmee kennis wordt geclaimd. De manier waarop instituties kennisclaims pushen laat weinig ruimte over voor debat. Een deel gelooft dan helemaal niets meer van wat de overheid, wetenschappers of media zeggen. De media zoomen ook voortdurend in op een kleine groep ‘complotgekkies’, maar veruit de grootste groep bestaat uit twijfelaars. Mensen die wel de krant lezen en het nieuws volgen, maar ook de mogelijkheid openhouden dat de waarheid anders in elkaar steekt. Niet elke complotdenker is een ‘wappie’. Sommige klachten, bijvoorbeeld over de belangen van de farmaceutische industrie in de corona-aanpak, zijn wellicht legitiem. Dat iedereen met kritiek op de macht toch in het wappiehokje wordt gestopt, voedt de woede.”
Mensen uitsluiten via bijvoorbeeld censuur werkt averechts: “Los van het feit dat het niet altijd gemakkelijk is om te bepalen of kritiek rationeel of irrationeel is, heeft deplatforming (het ontnemen van een podium aan mensen met denkbeelden die extreem worden geacht – red.) het tegenovergestelde effect. Zo’n spreekverbod voor celebrity-complotdenker David Icke bijvoorbeeld is helemaal geen goed idee. In de periode nadat hem de toegang tot het land was ontzegd, zijn er waarschijnlijk meer boeken van hem verkocht dan daarvoor.
De afgehaakten willen gehoord worden. In de praktijk gebeurt het omgekeerde. De Voogd: “Vooral een deel van de academische bovenlaag stelt zich hard op tegen andersdenkenden. Ze denken: als mensen maar goed nadenken, komen ze automatisch bij hun partijen of standpunten uit. Invloedrijke hoogopgeleiden zijn doorgaans radicaler dan de gemiddelde burger. Hun onverbiddelijke opstelling vergroot de polarisatie. Als het midden niet op een gezonde manier is vertegenwoordigd, worden burgers tussen de uitersten geplet.”
Het terugvinden van vertrouwen dat verloren is gegaan is niet eenvoudig. Fiducie is niet te koop of zomaar maakbaar. Te veel wantrouwen kan tot potentieel explosieve situaties lijden. Of tot nog meer verwijdering tussen parallelle werelden. Zolang het orkest doorspeelt, lijkt dat een deel van de bevolking niet te deren. Maar als de bom barst, dan liggen we samen onder de puinhopen van verloren vertrouwen naast elkaar.